1. De basis
De Arabische taal bestaat uit 4 vaardigheden: luistervaardigheid, leesvaardigheid, spreekvaardigheid en schrijfvaardigheid. De basis is dat iemand tijd spendeert aan al deze vaardigheden, naast het leren van de taalregels en het opbouwen van de woordenschat.
2. Het leren van veelgebruikte woorden en taalregels
Een taal wordt gevormd door de zinnen die je hoort, leest, spreekt of schrijft. De zin wordt gevormd door woorden die geplaatst worden in een bepaalde volgorde. Deze volgorde wordt bepaald door de taalregels. Het maken van een zin of het begrijpen van een zin heeft dus kennis nodig van zowel de taalregels als woordenschat. Om een zin te maken of te begrijpen dien je dus enige kennis te hebben van wat woorden betekenen en ook enige kennis te hebben van de taalregels.
Woorden vormen een zin, zinnen vormen een alinea, alinea's vormen een hoofdstuk en hoofdstukken vormen uiteindelijk een heel boek. Wanneer je woorden en taalregels leert die veel worden gebruikt, zal het leren van de Arabische taal sneller gaan.
Het Nederlands is hierin vergelijkbaar. Bijvoorbeeld: "De leerling ziet de leraar". Je begint met het onderwerp, vervolgens een persoonsvorm en daarna het lijdend voorwerp. Door de volgorde van de woorden wordt duidelijk dat de leerling ziet en de leraar degene is die wordt gezien.
3. Het leren van woorden gaat samen met het leren van de taalregels
Een persoon zal er veel aan hebben om de veelgebruikte regels van 'Nahw' (grammatica) en 'Sarf' (morfologie) te leren. Nahw houdt zich bezig met de betekenis van de zin door te kijken naar de positie en functie van een woord in een zin, terwijl Sarf zich bezig houdt met de opbouw van een woord. Je kunt de betekenis van een woord vaak afleiden uit hoe het woord is opgebouwd.
Het opbouwen van woordenschat hoort dus samen te gaan met het leren van de taalregels. Zo leer je stapsgewijs steeds meer woorden en zinnen te begrijpen.
4. Begrijpen en onthouden
Na het begrijpen en leren van de Arabische taalregels en woorden, zal je hetgeen wat je hebt geleerd moeten blijven onthouden. Vooral als het gaat om regels of woorden die regelmatig voorkomen.
Het onthouden kan op verschillende manieren. Door bijvoorbeeld de taalregels en woordenlijst te leren en van tijd tot tijd te herhalen, of juist door ze te gebruiken tijdens het spreken en schrijven. In een later stadium, als je de taal begint te begrijpen, kan het ook door te lezen.
5. Het leren van een nieuwe taal op latere leeftijd
Iemand die in Nederland is geboren en getogen, heeft al veel ervaring met het luisteren en spreken van de Nederlandse taal. Wanneer hij naar school gaat zal de focus liggen op het lezen en schrijven van het Nederlands. Deze persoon is niet te vergelijken met iemand die op latere leeftijd naar Nederland komt en de taal wilt leren, of met iemand die vanuit het buitenland de taal wilt leren.
Een persoon die geboren en getogen is in Nederland heeft door jarenlang te luisteren naar het Nederlands, inzicht gekregen in de taalregels zonder dat hij deze theoretisch onderwezen heeft gekregen. Hij kan horen of lezen dat een zin grammaticale fouten bevat, zonder de grammaticale regels gedetailleerd uit te kunnen leggen. Hij kan horen dat de zin "ik wandel in de zon graag buiten" niet correct is, maar dat je hoort te zeggen "ik wandel graag buiten in de zon."
Wanneer iemand op latere leeftijd Arabisch wilt leren vanuit een niet Arabische omgeving, zal dat op een andere manier zijn dan iemand die van kinds af aan het Arabisch hoort en spreekt.